Coelogyne is een geslacht met ongeveer 200 soorten tropische orchideeën uit de onderfamilie Epidendroideae.  Coelogyne-soorten komen voor van koele montane regenwouden tot vochtige tropische laaglandwouden, in India, Sri Lanka, China, Indonesië, Réunion, Nieuw-Caledonië en de Fiji-eilanden, met als zwaartepunten Borneo en Sumatra en de Himalaya. Enkele soorten groeien als terrestrische planten en lithofyten op open, vochtige plaatsen.  De botanische naam Coelogyne is afkomstig van het Oudgriekse ‘koilos’ (hol) en ‘gyne’ (vrouw) en slaat op de holle stempel van de bloem.  Coelogyne-soorten zijn middelgrote tot grote (70 cm), robuuste, epifytische, terrestrische of lithofytische orchideeën met een sympodiale groei, een hangende, liggende of rechtopstaande stengel, voorzien van tot 15 cm lange pseudobulben en één of twee geplooide bladeren.  De bloeiwijze ontstaat op de pseudobulben of aan de top van de stengel, en is een lange, eindstandige tros met vele middelgrote tot grote, opvallende bloemen, meestal wit gekleurd, met een contrasterend gekleurde bloemlip. Het geslacht onderscheidt zich van andere in de subtribus door zijn bloemlip en gynostemium. De lip is steeds losbadig, nooit zakvormig, min of meer duidelijk drielobbig, de zijlobben lateraal tegen het gynostemium aanliggend, de middenlob voorzien van opvallende versieringen zoals tanden, haren, papillen of parallelle richels, die tot onder het gynostemium doorlopen. Dat laatste is steeds gevleugeld en draagt één meeldraad met vier pollinia.  Vele soorten verspreiden een zoete geur, die vooral bijen, wespen en kevers aantrekt.